De buigzaamheid van het verdriet | In het heetst van de morgen

Er was een stilte gevallen in de kamer en ze nam de gelegenheid de ruimte zorgvuldig in haar op te nemen. Twee muren had hij, net als de kozijnen, bloedrood geverfd en de andere twee had hij wit gelaten. De vloerbedekking bestond uit een beigekleurig en lichtelijk versleten tapijt die minstens tien jaar op de vloer had gelegen. Aan de muur boven de driezitsbank hing een abstract schilderij die haar aan het werk van Jackson Pollock deed denken. Verder viel op dat er helemaal geen foto’s in de kamer te bekennen waren. In de hoek links van haar stond een lichtblauwe Fender Stratocaster met daarop een handtekening die ze niet direct kon ontcijferen. Toen keek ze door het raam die uitkeek op de nieuwbouwwijk van de stad. Ver van boven zag ze neer op nieuwe grauwe appartementen, de nauwe straatjes en de kleine mensjes die daar liepen. Net buiten de wijk waren de uitgestrekte weilanden al te zien en toen ze nog beter keek zag ze in de verte het natuurgebied dat bestond uit een verbrokkeld patroon van groen en kleine veenplassen. Even voelde ze zich vervreemd van alles en bleef ze enkele ogenblikken roerloos voor haar uit staren. Opeens hoorde ze het krakende geluid van de deurkruk die zachtjes een neerwaartse beweging maakte. Toen ze opkeek zag ze hem bij de deuropening staan.

‘Het spijt me dat ik je zo lang heb moeten wachten.’ ‘Dat geeft niet,’ antwoordde ze ,’je zei dat het belangrijk was toch?’ ‘Ja, aan de ene kant is dat ook wel zo, maar aan de andere kant voelt het als een uiting van onbeleefdheid.’ ‘Het is oké, maak je er maar niet druk over.’ Ze keek hem aan met een vriendelijk blik en het leek alsof zij hem daarmee toestemming gaf om te gaan zitten. ‘Zie je nog wel eens iemand van de lagere school?’ begon hij, in de hoop te aanhoudende stilte te doorbreken. ‘Nee niemand meer. De laatste keer dat ik iemand uit die tijd zag moet minstens twee jaar geleden zijn. Herinner je Jimmy nog?’ Hij fronste zijn wenkbrauw en nam een slok van zijn inmiddels koudgeworden koffie. ‘Jimmy zei je? Je bedoelt toch niet G.I. Barbie Jimmy?’ ‘G.I. Barbie Jimmy?’ lachte ze. ‘Het zat zo: Jimmy was altijd de populaire jongen van klas. Hij nam altijd de juffen en meesters in de zeik, was het beste in sporten en alle meisjes vonden hem leuk,’ ‘Knap, misschien wel, maar leuk, nou nee,’ interrumpeerde ze hem.’ ‘De reden dat we hem die naam gaven was dat Jos hem ooit stiekem betrapte in de slaapkamer van zijn zusje terwijl hij met haar barbiepoppen aan het aan het spelen was in het poppenhuis. En ik zeg je, er was geen ‘Ken’ in velden of wegen van het poppenhuis te bekennen. Hij betaalde Jos twintig gulden om ervoor te zorgen dat hij zijn mond zou houden tegenover de rest van de klas. De twintig gulden deelde hij met ons en het geld was binnen een dag op, net als de belofte die hij met Jimmy had gemaakt, want aan het einde van de week wisten alle jongens van de klas het.’ ‘En wat dan nog?’reageerde ze,’ dat is op zich nog geen doodszonde?’ ‘Het beste deel van het verhaal komt nog. Weet je nog dat hij altijd opschepte dat hij de grootste lego-collectie van iedereen had?’ ‘Gadverdamme, mijn koffie is koud,’ klonk het opeens door de kamer. Hij verontschuldigde zich meteen en zei: ‘Shit, wat slecht van me, ik zal je een nieuwe inschenken. Ze veerde op, nog voordat hij enige aanstalten kon maken om te gaan staan, en zwaaide demonstratief haar wijsvinger voor zijn neus. ‘Wat nou, probeer je me te hypnotiseren of zo?’ ‘Nee, omdat ik eerste het einde van het verhaal van je wil horen, voordat je weer twintig minuten in de keuken verdwijnt!’ ‘Nou ga er maar even voor zitten, als je dat zo graag wilt,’ sprak hij spottend. ‘Iets met lego zei je?’ ‘Ja, hij had de grootste lego collectie van iedereen. En ik zweer je dat was ook echt zo, ik heb het zelf een keer met mijn eigen ogen gezien. Maar eerlijkgezegd vonden wij het altijd vreemd hoe hij een dergelijke collectie bij elkaar had gekregen, aangezien hij eerder klappen van zijn vader kreeg dan geld of cadeautjes. Een paar jaar later kwam aan het licht hoe hij precies aan het geld was gekomen. In zijn middelbare schooltijd heeft hij ooit iemand opgebiecht dat hij vanaf negenjarige leeftijd mannen, alszijnde suikeroompjes, seksueel bevredigde voor een flinke vergoeding. Hij deed dit vrijwillig en heeft toegezegd dat hij er nooit spijt van heeft gehad. En nu…’ ‘Is hij getrouwd en heeft hij twee kinderen,’ vulde ze hem aan. ‘Ja, op zich wel een vrij opmerkelijk verhaal, maar om je eerlijk te zeggen kende ik het al,’ ging ze verder.’ Hij keek haar verongelijkt aan en zei: ‘Waarom liet je me het je dan vertellen terwijl je het al wist?’ ‘Nou, omdat ik je voor het eerst sinds tijden zag lachen toen je aan het vertellen was, alleen daarom al. Én omdat je je gezicht zo leuk fronst als je aan het praten bent.  Je zag er zo ontspannen uit toen je vertelde.’ Hij stond op en pakte de twee koffiekopjes van tafel. ‘Twee schepjes en een wolkje was het hè? Niet weg gaan, ik kom er zo op terug.’

‘Vind je me gespannen overkomen?’ Inmiddels was hij weer in de kamer en stonden er twee verse kopjes koffie op tafel. ‘Gespannen is niet het goede woord, eerder statisch misschien. Zo heb ik je eigenlijk nooit gekend, je was vroeger altijd zo’n spring in het veld. Dat viel me eigenlijk meteen al op toen ik je een aantal weken geleden voor het eerst weer zag. Op zich ook niet verwonderlijk, kijkend naar wat je de afgelopen jaren door hebt moeten doorstaan. Het ligt toch niet aan mij? Ik bedoel, je vind het toch wel fijn dat ik er ben toch?’ Hij zuchtte en voor een paar seconden sloot hij even bedenkelijk zijn ogen en keek haar daarna ietwat opgelaten aan. ‘Ik vind het hartstikke fijn dat je er bent, echt waar, maar ik kan het soms nog maar moeilijk geloven dat mensen nog met me om willen gaan. Ik ben zoveel mensen kwijtgeraakt na mijn veroordeling. Mijn ouders en mijn familie hebben toen meteen elke vorm van contact verbroken en de meeste vrienden van vroeger ook. Jij bent naast Mart de enige die na mijn vrijlating zijn gezicht heeft laten zien, afgezien van mijn reclasseringsambtenaar dan.’ ‘Ik heb je nooit veroordeeld.’ Hij zweeg en stond weer op. Toen hij langs haar heen liep streelde hij haar kort maar betekenisvol door haar haar. ‘Wat ga je doen?’ vroeg ze hem. ‘Een muziekje op zetten.’ ‘Wat dan?’ Hij wenkte haar en zei: ‘Kom me maar helpen, ik weet eigenlijk niet wat je leuk vind. Samen zaten ze gehurkt voor de kast waarin hij zijn cd’s had opgeborgen en ze keek haar ogen uit, en hij, hij keek naar haar. Toen gaf hij haar een kus op haar wang en fluisterde voorzichtig: ‘Dankjewel…’ ‘Het is oké,’ antwoordde ze teder. Nu aaide ze hem over zijn bol en pakte een draaischijf uit het kastje.

‘In the heat of the morning’ van Bowie’s eerste plaat klonk zachtjes maar hoorbaar door de kamer en het was intussen avond geworden. Hij had haar het voorstel gedaan om gezamenlijk te eten en zij had daar mee ingestemd. Terwijl hij naar de dichtstbijzijnde afhaalchinees was gegaan om een uitgebreide rijsttafel voor twee af te nemen, had zij ondertussen de tafel gedekt en kaarsjes aangestoken. In afwachting van hem was ze in de leunstoel bij het raam gaan zitten en rookte een sigaret. Statig blies ze de kleine kringetjes rook door de ruimte en ze voelde zich van de wereld. Toen ze naar buiten keek zag zij dat duisternis zijn intrede had gedaan en kon ze neerkijken op het nachtelijke aangezicht van de stad. Ze zag de kleine autootjes met hun zoeklicht rijden door een web van lantaarnverlichte straten. De lucht was duister en grauw en had de sterren achter de donkere wolkenhemel verstopt. Twee straaljagers raasden haar blikveld van links naar rechts als kleine vuurvliegjes voorbij, maar haar ogen bleven onverstoord dwalen tussen het strelende rookdek van de warme kamer en de lieve stromen mensen die buiten schijnbaar onbeholpen door straten leken te bewegen. Hij was thuisgekomen en zij had wijn ingeschonken. Eenmaal samen zittend aan de hoge tafel lieten ze zich het eten goed smaken en genoten ze beide zichtbaar van het samenzijn. Na de maaltijd zaten zij samen op de bank en de avond vorderde. Ze voerden gesprekken over de gebeurtenissen die hadden plaatsgevonden in de voorbije jaren dat ze elkaar niet hadden gezien. Zij vertelde hem over haar werk als lerares op een school voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen en over haar tweejarig verblijf in Accra in Ghana waar ze met liefde en toewijding had gewerkt in een weeshuis. Aandachtig en vol bewondering luisterde hij naar haar verhalen. Op haar beurt hoorde zij zijn ervaringen aan van de periode dat hij ‘binnen’ was geweest. De wijzers van de klok vonden, net als zij, langzamerhand hun draai tot ver na middernacht. De vermoeidheid had bij beide van hen inmiddels flink toegeslagen en ze besloten samen deze ontmoeting tot een einde te brengen.

Het was ongeveer een uur of negen toen hij wakker werd en hij besloot eerst een flinke pot koffie te zetten. Nadat hij beneden twee kopjes had gedronken en de sportbijlage van de zaterdageditie grondig had doorgenomen besloot hij weer even in bed te kruipen. Voorzichtig sloop hij de trap op en kroop zo geruisloos mogelijk weer in bed. ‘Hoe laat is het?’ hoorde hij ineens. ‘Het is nog maar half tien. Ik heb je toch niet wakker gemaakt?’ sprak hij zachtjes. ‘Ja, maar dat geeft niet, ik heb wel gehoord dat je zachtjes probeerde te doen.’ ‘Slaap anders nog maar even. Het was een korte nacht en ik hoef vandaag toch nergens naartoe. Of wil je koffie? Ik wil het je best op bed komen brengen,’ stelde hij voor. ‘Hmm, lekker. Maar kom je dan wel weer bij me liggen?’ ‘Ja, tuurlijk, dat was ik sowieso al van plan. Één ding: ik heb geen spijt.’ ‘Ik ook niet.’ ‘Zeker weten?’ vroeg hij bevestigend. Ze greep zijn hand en hield deze stevig vast en ze gaf hem en kus en zei: ‘Maak je maar niet druk, het is oké.’

Zij: ‘Waarom heb je het gedaan?’

Hij: ‘Het klinkt misschien vreemd uit mijn mond, maar ik geloof niet in tucht door opsluiting. Daarnaast kon ik het gewoonweg niet accepteren dat hij er maar twintig maanden voor zou krijgen of een taakstraf van een paar honderd uur, terwijl zij levenslang had gekregen voor de pijn die haar was aangedaan.’

Zij: ‘Heb je spijt?’

Hij: ’Het spijt me dat het strafrechtelijk systeem structureel faalt met betrekking tot zedendelicten, meer wil ik er eigenlijk niet over zeggen.’

Zij: ‘Je praat er niet graag over hè?’

Hij: ‘Ik praat niet graag over mezelf, in algemene zin. Om je eerlijk te zijn luister ik liever naar jou. Vertel me, waarom doe jij wat je doet?’

Zij: ‘Ik doe wat ik doe omdat het voortkomt uit een bepaalde mate van verantwoordelijkheid die ik voel. Anders zou ik nooit kunnen doen, wat ik doe. Dat is de loop van de jaren zo ontstaan door alle dingen die ik in mijn naaste omgeving heb gezien en meegemaakt.

Hij: ‘Voel je je verbonden met de kinderen die je lesgeeft?’

Zij:  ‘Ik voel me verbonden in die zin dat ik net zo goed één van die kinderen had kunnen zijn. Zij hebben dingen meegemaakt in hun thuissituatie die zo heftig en ingrijpend zijn, dat het niet verwonderlijk is dat ze zo geworden zijn zoals ze zijn. De meeste kinderen op onze school zijn daar terechtgekomen door onvoorziene omstandigheden. Ik geloof dat niemand slecht wordt geboren, hoewel er uitzonderingen zijn natuurlijk. Ze zijn allemaal slachtoffer van bepaalde gebeurtenissen in hun leven.’

Hij: ‘Wil je nog koffie?’

Zij: ‘Nog eentje dan. Zeg, dit voelt goed.’Hij: ‘Je hoeft niet alles een naam of een lading mee te geven.’

Zij: ‘Niet voor alles en iedereen nee, maar voor jou maak ik graag een uitzondering. Je bent nu niet boos omdat ik het tegen je zei toch?’Hij: ’Daar is wel iets meer voor nodig. Ik ben er gewoon even stil van…’

Zij: ‘Wat is er?’

Hij: ‘Laat maar, ik wil je niet in verlegenheid brengen.’

Zij: ‘Zeg nou maar gewoon!’

Hij: ‘Toen jij gisteren bij me kwam voelde ik me eindelijk….’

Zij: ‘Nou wat…?’

Hij: ‘….thuis.’

En de wereld buiten bewoog onopgemerkt om de kamer heen en zij waren nog steeds in bed en sliepen die dag nog heel lang samen.

22-11-2010


Plaats een reactie